We weten het bijna allemaal wel: sporten en bewegen is belangrijk voor een gezond leven. Toch doen we het te weinig. In hoeverre moet je als gemeente ingrijpen om hier verandering in te brengen? Als het gaat om sport- en beweegbeleid zijn burgers en beleidsmakers het eens: verplichten werkt niet.
Die eensgezindheid lijkt positief voor het draagvlak voor beleidsoplossingen. Desondanks heeft het huidige sport- en beweegbeleid nog niet het gewenste effect. In het Nationaal Preventieakkoord heeft de overheid als doel gesteld dat 75% van de Nederlanders in 2040 voldoet aan de beweegrichtlijnen. Volgens de laatste cijfers van het RIVM voldoet echter slechts 45% hieraan.
Maatregelen worden snel als ‘betuttelend’ gezien. Wat kunnen gemeenten dan wel doen? Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) verkent de mogelijkheden in een onderzoek naar mensbeelden en beleidsvoorkeuren voor sport en bewegen. Aan de hand van een aantal fictieve scenario’s en mogelijke beleidsmaatregelen hebben zij 26 burgers en 16 beleidsmakers geïnterviewd.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel beleidsmakers als burgers denken dat de beweegrichtlijn voor de meeste mensen haalbaar is. Beleidsmakers vinden het vooral zinvol om te informeren over de verschillende mogelijkheden om te bewegen.
Geïnterviewde burgers sluiten zich hierbij aan. Ze benoemen dat mensen vaak wel de kennis en de wil hebben, maar niet de motivatie om echt in beweging te komen. Ze denken dat het zelf ervaren van sporten en bewegen motiveert, en hebben behoefte aan meer of beter vindbare informatie over de mogelijkheden en concrete tips om meer te bewegen.
Wanneer mensen fysieke of financiële belemmeringen ervaren, moet beleid die wegnemen. Sport en beweging moet voor iedereen mogelijk en makkelijk zijn, vinden de ondervraagde burgers en beleidsmakers. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld via een stadspas financiële ondersteuning bieden zodat ook mensen met beperkte middelen kunnen sporten.
Daarnaast is er voor gemeenten een rol weggelegd bij het faciliteren van passend en toegankelijk beweegaanbod. Een burger in een rolstoel beschrijft haar ervaringen: “Dan word je weer doorverwezen naar die, ben je inmiddels alweer vier maanden verder en heb je dus nog geen millimeter bewogen.” Beleidsmakers erkennen dat beschikbare ondersteuning niet optimaal wordt benut, maar vinden het moeilijk om kwetsbare doelgroepen te bereiken.
Het verplichten van sporten en bewegen past niet binnen het mensbeeld van de ondervraagde burgers en beleidsmakers. Sommige beleidsmakers zien het wel als optie om ongezond gedrag moeilijker te maken, zoals parkeren bij sportclubs verbieden. Burgers plaatsen daarbij de kanttekening dat zulke maatregelen averechts kunnen werken. Wat als het gebruik van de auto, bijvoorbeeld vanwege tijdgebrek of een fysieke beperking, juist een voorwaarde is om te kunnen sporten?
In het geval van kinderen is verplichten wel wenselijk en zinvol, vinden burgers en beleidsmakers. Ze staan bijvoorbeeld achter verplichte gymles op school. Een actieve schooldag geeft kinderen gelijke kansen op een gezonde start.
Het rapport van het SCP biedt handvatten om na te denken over sport- en beweegbeleid. Draagvlak is er vooral voor maatregelen die de motivatie aanwakkeren of versterken. Ook het wegnemen van financiële en fysieke drempels, en verplichte beweging voor kinderen worden gesteund.
Daarnaast geeft het rapport denkrichtingen voor meer ‘ingrijpend’ beleid, zoals het belonen van gezonde gewoonten of regelgeving om ongezond gedrag duurder te maken. Hoewel dit daadkrachtiger optreden niet past bij het overheersende mensbeeld, kan het noodzakelijk zijn om de doelen uit het Nationaal Preventieakkoord voor 2040 te halen.